Lotte Kopecky.© BELGA

Prijzengeld wordt gelijkgetrokken, maar hoe zit het met de loonkloof in het wielrennen?

16.000 euro. Zoveel krijgt de vrouw die zaterdag de Omloop het Nieuwsblad wint. Evenveel als bij de mannen. De symbolische waarde is groter dan de échte. Want de loonkloof in het wielrennen blijft enorm. En de dame in kwestie steekt niet al dat prijsgeld in eigen zak.

Wim Conings

Voor de goede verstaander: de winnares zal het overgrote deel van dat prijzengeld niet in eigen zak kunnen steken. 13,82 procent wordt afgestaan aan de internationale wielerbond UCI – als bijdragen voor dopingcontroles, de renstersvakbond, het pensioenfonds, administratiekosten enzovoort. Én dan komen daar nog eens belastingen bovenop. Wat overblijft, wordt verdeeld over de ploeg en het personeel. Tenzij de kopvrouw een groter percentage dan haar ploegmaats opeist, is haar deel dus vaak niet meer dan een tiental procent van het totale prijzengeld.

Maar toch: zelfs een bedrag van om en bij de 1.500 euro blijft een leuke surplus in vergelijking met de kleine honderd euro die een winnares in het verleden overhield aan haar prijzengeld. “Dit is voor een eendagswedstrijd in het vrouwenwielrennen heel veel”, zegt professor sporteconomie Wim Lagae (KU Leuven). Samen met zijn collega Daam Van Reeth schotelde hij eind vorig jaar alle stakeholders nog enkele harde cijfers voor op de eerste Staten-Generaal van het Dameswielrennen, een initiatief van Belgian Cycling om de sport vooruit te helpen.

Annemiek Van Vleuten.© BELGA

“Dit heeft meer dan alleen symbolische waarde”, zegt Lagae. “In het mannelijke profpeloton bedraagt het gemiddelde brutojaarloon zo’n 400.000 euro, maar bij de vrouwen is dat nog altijd maar 60.000 euro. Dan kan 16.000 euro aan prijzengeld wel tellen, zelfs al gaat er dan nog zoveel geld vanaf. Al is het ook maar een deel van het verhaal. Prijzengeld rijden, is geen walk in the park.”

Minimumsalaris

In de Omloop het Nieuwsblad strijken straks enkel de eerste twintig coureurs prijzengeld op. Net om die reden zei tweevoudig wereldkampioene op de weg en winnares van vorig jaar Annemiek van Vleuten eerder in onze krant dat je “met prijzengeld het vrouwenwielrennen niet verder gaat ontwikkelen”. “De eerste stap is het minimumsalaris”, zo luidt het bij Van Vleuten. De UCI heeft dat salaris sinds dit jaar opgetrokken naar een brutojaarloon van 32.100 euro voor World Tour-teams. Dat komt overeen met het minimumloon voor procontinentale coureurs bij de mannen. “Een zeer goeie evolutie”, vindt Lagae. “Je kan ook zeggen dat je de wet van vraag en aanbod vrij spel moet geven, maar ik denk dat de sport dan te traag stappen vooruit zou zetten.”

Nochtans uitte Patrick Lefevere, die met AG Insurance-Soudal-Quick-Step nu ook een damesteam is begonnen, daar vorige week nog kritiek op. Hij vond het niet kunnen dat hij verplicht werd zulke bedragen te betalen terwijl er “rensters zijn die dat totaal niet waard zijn”. “Het klopt dat je bijvoorbeeld in de Tour de France Femmes kon zien dat de kwaliteiten van de rensters zeer ver uit elkaar lagen”, zegt Lagae. “De kritiek binnen de World Tour-teams is dan ook dat ze in een te kleine vijver moeten vissen.”

Andere job erbij

Volgens de sporteconoom ziet Lefevere echter wat over het hoofd. “Als je als renster geen minimumloon verdient en je eigen materiaal moet bekostigen, wil dat waarschijnlijk zeggen dat je moet werken om rond te komen. Dan heb je minder tijd om te trainen en minder energie om zo’n zware duursport te beginnen. Met een minimumloon zouden de rensters meer kunnen trainen, meer op stage kunnen gaan en meer geld kunnen geven aan materiaal. Dan kan je ineens een sportieve sprong voorwaarts maken.”

Dat er voorlopig nog rensters tussen fietsen die aanzienlijk zwakker zijn, noemt Lagae daarom “groeipijnen”.

Aangeboden door onze partners